Iedere dinsdag verschijnt een nieuw hoofdstuk van de populaire serie All in a day’s work. Katja van Bergen is een leuke advocate met een grote mond en een klein hartje. Ze heeft goedlopend kantoor; alleen in de liefde wil het niet zo vlotten.

 

“Hey”, klinkt het voorzichtig. “Stoor ik?”.

“Ik had je niet verwacht”. Khadija loopt mijn kamer binnen met een tas en twee grote bekers van Star Bucks.

“Wat ben je aan het doen?”.

“Ik ben druk met de voorbereiding voor morgen”.

“En dat doe je door een computerspelletje te spelen?”, vraagt Khadija schamper. Ik voel mij aangevallen en kijk haar vragend aan. De stilte die valt, is ongemakkelijk en ik wacht totdat zij verder gaat. Khadija doet haar jas uit en gaat zitten aan mijn bureau.

“Luister, ik heb gisteren mijn contact gesproken. De teamleden zijn nu bekend”. Ik ga bij haar aan tafel zitten, terwijl Khadija de map opent. Zij schuift de vellen met informatie naar mij. Ik kijk naar de foto’s en lees de beschrijvingen. Drugshandel, moorden, connecties met internationale bedrijven.

“Hoe ben je hierin verzeild geraakt?”, klinkt het haast beschuldigend.

“Ik heb geen idee”.

“Het lijkt mij niet dat hun aanwezigheid verband houden met de zaak van mevrouw Klein”.

“Dat weten wij niet”.

“Denk je nu werkelijk dat jouw cliënt een heimelijk leven van geheim agent leeft met als dekmantel een klein kind en een baantje bij een groentewinkel?”.

“Deze aanname klinkt onrealistisch, dat ben ik wel met je eens”.

“Dat betekent dat jij hun interesse hebt gewekt. Heb jij een andere zaak die wijst op betrokkenheid met wapenhandel of drugshandel?”.

“Khadija, ik heb klanten die met strafrecht in aanraking komen. Geen van deze klanten hebben een Holleeder-verleden”.

“Katja, ik weet dat jij niet graag praat over jouw zaken. Deze mensen komen geen vragen stellen. Zij ontvoeren mensen en nemen wat ze willen. Als jij dit gevaar niet onderkent, kan ik jou niet helpen”.

“Ik ben mij best bewust van het feit dat dit een ongewone situatie is. Alleen weet ik niet precies wat de reden is van hun bemoeienissen. Zij hebben geen contact met mij gezocht”.

“Waarom doe je nu zo halsstarrig? Volgens mij weet jij best wat ik bedoel. Vertrouw jij mij niet?”. Ik glimlach flauw.

“Ik weet niet of het met vertrouwen te maken heeft”.

“Hoezo niet? Jij bespreekt de zaak van mevrouw Klein toch ook met mij?”, dringt Khadija aan.

“Luister, ik heb geen zin in ruzie. Ik heb geen reden te denken dat ik en mijn gezin in gevaar zijn. Voor nu ga ik ervan uit dat zij ergens een link hebben met de zaak van mevrouw Klein”. Verbluft staart Khadija mij aan. Ik merk dat mijn weerzin groeit om iets te zeggen.

“Mag ik een kopie maken van jouw dossier? Ik zal jouw zorgen met Kees bespreken”.

“Jij laat niets los, terwijl ik mijn contacten moet inzetten om deze informatie te krijgen”, klinkt het beschuldigend.

“Daar betaal ik je voor. Ik beloof dat wanneer zij contact opnemen dat ik van mij laat horen. Afgesproken?”. Verbolgen kijkt Khadija mij aan.

“Je krijgt een  kopie van het dossier. En doe niet zo achterlijk. Jij weet best dat dit geen kattenpis is”. Ik kijk haar aan en besluit opnieuw dat zij niets hoeft te weten van de datastick en Joost.

“Ik zal Marion zo vragen om een kopie te maken en dan ga ik terug naar Rotterdam”.

“Hoe is het met mevrouw Klein nu wij het er toch over hebben?”.

“Mijn kerels zijn zo aanwezig dat iedereen zich wel een tweede keer bedenkt om iets raars met haar uit te halen”, lacht Khadija.

“Dat hoor ik graag. Hebben zij iets bijzonders opgemerkt?”.

“Een ding. Haar vriendje heeft een biertje staan drinken met een vriend van een vriend, die weer de tegenpartij kent”.

“Ik wil dat duidelijk hebben voor het getuigenverhoor begint”.

“Ik zal het uitzoeken. Het is beter als je wij hem samen spreken. Ik ben binnenkort in Amsterdam en dan plan ik dat gelijk in. Op een expositie van mijn moeder heb ik een handelaar leren kennen, ene Sjoerd van Bemmel. Zegt jou die naam iets? Ik ga met hem lunchen. Als het jou uitkomt, dan spreken wij daarna de vriend van mevrouw Klein. En dan pakken wij daarna een biertje met jouw jongens. Ik moet mij nu echt voorbereiden op het gesprek van morgen?”.

Khadija geeft mij een knuffel. “Ik laat van mij horen”, fluistert zij op even toon. Vreemd genoeg krijg ik het gevoel dat ik haar vriendschap verlies. Ik pak haar snel bij de arm, voel me weer dertien en de vraag brandt op mijn lippen: “Wij blijven toch vrienden?”. Maar ik houd mij in. Ik zoek naar iets warms in haar ogen, een geruststelling dat ik het verkeerd begrijp en ik zie alleen maar een koele, zakelijke blik. Mijn hart krimpt ineen.

“Anders volgende week lunchen”, verzin ik vlug als excuus voor het vastpakken van haar arm.

“Ik weet het niet. Dat laat ik je nog weten” en met die woorden loopt mijn detectivelady het kantoor uit en hopelijk niet uit mijn leven.  Ik besluit deze gedachten en mijn nare gevoelens van mij af te zetten en mij te richten op het gesprek van morgen. Maar eerst een spelletje Tetris.

 

 

Plaats een reactie