All in a day’s work: coffee

Iedere dinsdag verschijnt een nieuw hoofdstuk van de populaire serie All in a day’s work. Katja van Bergen is een leuke advocate met een grote mond en een klein hartje. Ze heeft goedlopend kantoor; alleen in de liefde wil het niet zo vlotten.

 

 

Week 44

Vrijdag

Quote:                                    Sommigen werken onder dagen, lopen anders dan mensen                                                       verwachten en voorbereiden” – anonieme, overspannen                                                             advocaat

 

De wekker ging af. Alweer te laat, denkt Arend geïrriteerd. De halve nacht had hij wakker gelegen. Hoe ging hij de bespreking in? Wat moest in ieder geval besproken worden en op welke toon? Wie gaf hij het eerste een hand? En wie kijkt hij dan wel of niet aan? Denigreren, intimideren en paaien.  Het pak had hij al uitgekozen.  Zijn haar zat goed. De rest zou wel komen. Hij loopt naar beneden, pakt zijn ontbijt in een flesje en loopt door naar buiten.

 

In de auto voelt hij zich gehaast.  Zijn gedachten dwalen steeds af naar lopende zaken en de geplande vergadering. Pas bij de eerste stappen binnen kantoor, voelt hij de bekende vertrouwdheid terugvloeien. De geur van het tapijt, de drukte van het personeel, de aarzelende klanten, die hem aankijken, terwijl hij statig voorbij schrijdt. Hij wandelt zijn kantoor binnen. Nog enkele minuten voor de vergadering begint. Zijn secretaresse heeft de post al klaargelegd.  Eén stuk heeft spoed. “Voor de vergadering” staat op de memo. “Dat kun je niet menen”, denkt hij boos. Een stuk zo laat voor een van de belangrijkste momenten in deze zaak. Vlot bekijkt hij het stuk. De gasten voor de vergadering zijn er al en zitten aan de koffie.  Zijn cliënt is verlaat. Hij geeft zijn secretaresse enkele instructies en loopt door naar de vergaderzaal. Het is een ruime zaal met een ovale tafel. De meesten zitten op een zelf gekozen plek. Dat irriteert hem. De advocaat van de tegenpartij staat met haar klant bij het raam. Ze lijken vriendelijk met elkaar te converseren. Dat zint hem niet. Dit is een belangrijke meeting. Wat maakt dat zij niet zo gespannen zijn als hij? En waar gaan zij zitten? Net op dat moment liep zijn cliënt binnen. Hij is duidelijk gespannen en schrikt van de strenge blik van zijn advocaat. Arend neemt hem direct apart en spreekt enkele bemoedigende woorden. Hun inzet en strategie blijven hetzelfde.  Op vriendelijke wijze neemt Arend het initiatief. “ Ik zie dat iedereen is gearriveerd. Gaat u toch zitten”, interrumpeert hij Van Bergen en wijst haar een plek tegenover de zijne.  Daarna loopt hij de zaal rond en geeft een ieder een hand, spreekt hier en daar een woord en gaat vervolgens op zijn vertrouwde plek zitten, naast hem,  zijn cliënt. “Heeft iedereen een kopje koffie of thee? Dan gaan wij zo starten”.  Een gast wenst een koffie.  Hij pakt de telefoon en belt zijn secretaresse.  De deur van de vergaderzaal gaat vrijwel direct open. “Mag ik nog een koffie”, roept hij, “Daarna gaan wij beginnen”.  Zijn secretaresse kijkt naar de gasten en zijn cliënt. “Natuurlijk”, zegt zij, “ik ben zo terug”.

Terwijl zijn secretaresse naar de keuken loopt, loopt mevrouw Bakker met tranen in haar ogen voorbij. Zij wordt aan de arm meegenomen door een bezorgde collega-secretaresse. Angelique haalt een kan koffie, doet er een paar koekjes bij en loopt terug naar de vergaderzaal. Bij het openen van de deur, struikelt één van de gasten naar buiten. “Ik moet even naar de wc, stamelt hij. “Als u even wacht, dan laat ik u zien waar het toilet is”. Angelique zet de kan klaar en loopt vervolgens met de gast naar het toilet.

Ondertussen vraagt de advocaat lijzig aan mij wat de reden is van het spoedstuk, zo vlak voor de vergadering.  Verrast maak ik mij zich los van een gesprek met Anja Klein. “De reden voor het stuk is dat het belangrijk is voor deze meeting”, antwoord ik losjes.  “Overvalt het u?”. “Nee hoor”, liegt arend,” het verbaast mij enkel dat u in het in de vergadering wilde bespreken”.  Hij ziet het gezicht van zijn collega iets vertrekken. Welke gedachten gingen door haar heen?  Hij genoot van het moment van disbalans in zijn collega.

Inmiddels loopt de gast terug de kamer in en gaat zitten voor zijn tweede kop koffie. Hij kijkt in zijn koffie en hoopt van harte dat hem geen vragen worden gesteld. Hij kende geen van beide advocaten goed, alleen van televisie. Zijn familie had gekozen. Daar moest hij het meedoen. Sterker nog, wat deed hij hier, dacht hij zo, als aan hem geen vragen werden gesteld?

 

Arend neemt het woord. “Wij zijn hier in verband met de schadeclaim van mevrouw Klein. Over en weer is gecorrespondeerd en ons leek een bespreking met een aantal betrokkenen een goed begin om een einde te maken aan deze langslepende kwestie. In discussie blijft of sprake is van verkrachting.  In mijn optiek was geen sprake geweest van dwang.”

“Natuurlijk blijft bijzonder”, interrumpeer ik, “dat mevrouw blauwe plekken heeft, is vastgebonden, en ander materiaal onder haar nagels had, dat zorgvuldig is onderzocht. Daarvan heeft u toch ook informatie ontvangen?”

“Jazeker”, antwoordt Arend. “Het onderzoek sluit niet uit dat het gevonden materiaal behoort tot een man die sex met haar heeft gehad”.

“Daarmee staat in ieder geval vast dat er sex met haar is geweest,” merk ik droogjes op.

“Dat klopt en dat was ook niet in discussie. “De vraag was alleen of sprake is van wie en os sprake was van verkrachting”.

“Dat iemand is vastgehouden en vastgebonden zegt voldoende. Dat laatste staat immers evenmin ter discussie”.

”Dat staat inderdaad niet ter discussie. Het was een onderdeel van hun spel. Sommige raken opgewonden van een banaan, uw cliënte laat zich vastbinden ten overstaan van een groep mannen”, sneert Arend. Aan tafen klinkt een zacht instemmend gegrinnik van de mannen.

“Het vastbinden van een vrouw, terwijl een groep mensen toekijkt zonder in te grijpen is te smerig voor woorden. Heeft u haar lang vastgehouden?”, vraag ik scherp aan een jonge man met blonde haren. De man probeert stoer mijn blik vast te houden maar kijkt al gauw naar zijn koffie. Waarom grijpt die advocaat niet in, denkt hij zachtjes. “Ik heb haar niet aangeraakt”, snauwt hij terug. “Oh, jij bent hier voor koffie!. Kon je het weer niet alleen af dat jij je vrienden hebt meegenomen voor- de –  koffie?”. “Ik heb haar niet aangeraakt. Jij hebt rare dingen met haar gedaan. Niet ik.” Iedereen kijkt over de tafel naar de cliënt van meester Arend, een slanke man met donkerbruin haar.

“De discussie over de vraag of sprake is van verkrachting laten wij liever achter ons, pleit Arend vlug. “Dat de ervaring onaangenaam is geweest, valt te betreuren. De discussie over bedragen achten wij verder zinloos. Wij bieden één bedrag, een maandelijkse toelage en bezoekregeling voor de vader”. “Dat laatste is niet aan de orde”, merkt ik op.  “Wat bedoelt u precies? ”.

“Onze bedragen zijn correct en er komt geen omgangsregeling. Uw cliënt kan wel denken dat hij uit een belangrijke familie komt maar daar koop je niets voor bij een rechter”. Arend veinst teleurstelling. “In dat geval is deze vergadering gesloten. Wij hebben namelijk gekozen voor een vergoeding met een omgangsregeling en daarmee zal uw cliënte het moeten doen. Dat u het bedrag of de voorwaarden onwelgevallig acht, is spijtig”.

 

Eén van de gasten neemt het woord. “Ik weet niet of ik wat mag zeggen. Ik ben trouwens Pieter Janssen. En er was wel sprake van dwang. Wij lieten ons meeslepen door de anderen. Het was een feestje, mevrouw Klein was beschikbaar en gekozen door de groep om gepakt te worden. Het was uit de hand gelopen. En ik denk dat de vuistslag van Jan onbedoeld hard geweest. Geschrokken door deze openhartigheid, draait Arend zich om naar zijn gast. “De vergadering is gesloten” zingt hij nadrukkelijk. Hij staat op en leidt zijn cliënt de deur uit.

“Wat betekent dit”, vraagt mevrouw Klein aan mij. Ook de andere gasten lijken verbluft door de handelwijze van Arend. De anderen waren evenzo goed verrast door de uitspraken van hun vriend en vroegen zich af wat voor een consequenties dit voor hen persoonlijk had. Groepseer vinden en vonden zij zeer relevant.

 

Sweerts laat zich wegleiden door Arend. Ter hoogte van het kantoor van zijn secretaresse houdt hij stil. “Wat was de reden voor deze vergadering?. Ik heb mij echt zorgen gemaakt over een mogelijke klacht of claim”.

“Je moet je niet zoveel zorgen maken. Jij komt uit een gegoede familie. Mevrouw Klein is een bijstandsmoedertje uit een armzalige familie. Zij staat op zoveel achterstand. Het is lachwekkend om haar te zien, bijna huilend in jullie bijzijn. Dat zij op enig moment heeft kunnen denken dat de verkrachtingen worden toegegeven is onvoorstelbaar.  Bovendien is het goed te weten welke informatie zij hebben”, merkt Arend op.

“U hebt deze vergadering dus belegd om haar duidelijk te maken dat wij winnen?”, vraagt Sweerts.

“Nee. Ik heb deze vergadering belegd om haar verder te vernederen en haar onder druk te zetten. Vrouwen zijn simpele wezens. Wij spreken elkaar op korte termijn. Wij moeten het nog hebben over hun voorstel en bedragen. Niet alles gaat zo eenvoudig weg, ondanks deze vergadering”, antwoordt Arend.  Sweerts lacht schamper. “Laat Klein maar bloeden. Zo’n dure advocaat kan zij toch niet lang betalen. Ik moet naar mijn vrouw en ik zie u op het familiefeest.”

 

Arend loopt terug naar de vergaderzaal. “Zo”, zegt hij. “Wie wil er nog een koffie of een kop thee voor de reis terug begint?”.  Mevrouw Klein heeft een brok in haar keel en kijkt verward naar haar belagers. Buiten één gast lijken zij zich allen beschaamd te voelen. Beschaamd onder haar blik. Beschaamd door het optreden van de advocaten en hun vriend. Geïrriteerd door de situatie, neemt Joris Bellamy het woord. “Wat sta je daar nou te kijken, trut. Wij winnen en je krijgt je kind nooit meer te zien.”

“Ho ho. Daar ga jij niet over”, zucht Arend verveeld.

“Ik blijf hier geen seconde langer, ik ga wat anders doen”.  Hij staat op en maakt een onbeschoft en dreigend gebaar naar mevrouw. “Dat is voldoende”, schreeuwt Arend door de vergaderzaal. Iedereen schrikt door de stemverheffing.

“Je maakt je excuses en vertrekt”. Even staat verbazing te lezen op het gezicht van Bellamy, waarna zijn gezicht verhardt.

“Het spijt mij niet en laat ik jou niet meer zien” sist hij. Met die woorden loopt Bellamy de vergaderzaal uit.

“Altijd gezellig zo met een kop koffie met een koekje”, merk ik droogjes op. “Ik wil nog wel een thee”, klinkt het zacht van één van de overgebleven gasten. “Twee koffie en twee thee, en een glas water”, zegt Arend luider in de hoorn dan hij bedoelt. De secretaresse loopt haast meteen met haar dienblad naar de keuken. Ze pakt twee koffie, twee thee en een glas water.  Terwijl zij terugloopt, doet zij een pilletje in één van de kopjes. In de vergaderzaal hangt een opvallende stilte, alsof zij allen wachten op de meeste belangrijke persoon van de dag, de secretaresse.

 

Arend neemt opnieuw het woord en verhaalt van zijn avonturen binnen de Koninklijke familie. Ik glimlach vriendelijk.  De overgebleven gasten zijn stil. Mevrouw Klein staart in haar glas water.  Plots vervolgt Arend het oorspronkelijke onderwerp. “Om terug te komen op uw opmerking van zojuist, mevrouw Van Bergen, de voorwaarden van jullie zijde zijn te stringent. De bedragen zijn correct maar te hoog”.

“De bedragen blijven”, merkt ik op, “De voorwaarden zijn bespreekbaar”.

“Wacht even”, merkt mevrouw Klein op, die het niet helemaal volgt door de spanning.

“Het was wel verkrachting en ik wil daarvoor erkenning. Een excuses van jullie, zodat ik ook verder kan”.  Even is het stil. Arend kijkt alsof iemand het woord ‘poep’ heeft gebruikt.

“Deze discussie leidt tot nergens en houdt uw advocaat (niet) te kort”. “Ik doe mijn advocaat niet te kort. De bedragen zijn correct en ik houd daaraan vast.”

Het is opnieuw pijnlijk stil.

“Ik stel voor dat ik met uw advocaat nogmaals een kort overleg voer op een ander moment. Boos staat mevrouw Klein op. “U laat mij hier komen voor deze vergadering om te horen dat u het er nog even over zult hebben?. Voor zover deze vergadering was bedoeld om mij in de hoek te drijven, dan is deze opzet geslaagd. Ik weet wat ik waard ben en wat mijn kind verdient. De overige gasten houden zich stil en genieten van de woordelijke afstraffing. Boos stormt mevrouw Klein de vergaderzaal uit en laat de deur open. De gasten kijken verbaasd naar elkaar: wat werd er nu van hen verwacht? Zij staan ook maar op en geven de advocaten een hand om vervolgens te vertrekken. Beide advocaten nemen elkaar op. “Wij spreken elkaar”, antwoord ik en zak in elkaar. “Mag ik hulp”, roep Arend geschrokken. Eén van de gasten trekt zijn mobiel en belt een ambulance. Mensen vanuit de gang lopen naar binnen om te vragen of zij iets kunnen doen. Niemand merkt de secretaresse van Arend op. Verhult in het tumult loopt zij de vergaderzaal in, pakt een dossiertas en loopt weer naar buiten. Zij ziet de advocaat van mevrouw Klein in een stoel zitten, verward door de aandacht. Zij zou het later wel horen, al was zij ontsteld over de gesprekken die zij opving over deze zaak.  Advocaten en secretaresses hebben weliswaar een geheimhoudingsplicht maar dat belette niemand om binnen kantoor te roddelen. De rijke en Koninklijke families waren immers een favoriet om over te verhalen.

Ж

Angelique haast zich terug naar haar werkplek. De drukte op de gang was weggeëbd. De advocaat van mevrouw Klein zou zich nog enkele uren onwel voelen. Zij kijkt naar haar bureau: twee dossiers met dictaten, een volle inbox en de organisatie van de functioneringsgesprekken. Gespannen pakt zij het bovenste dossier “notulen vergadering uitwerken” en gaat achter haar computer zitten. Haar voeten zet zij op een verhoging. Voorzichtig voelt zij iets naar rechts met haar voet. Daar staat de tas. Opgelucht tuurt zij uit het raam. Instructies zouden later volgen. Bij deze gedachten alleen al kreeg zij buikpijn. Zij dwingt zichzelf om aan het werk te gaan. In het bovenste dossier zit het meeste werk: een dictaat van twee uur, de notulen bijwerken van de laatste vergadering en de heimelijk opgenomen gesprekken uitwerken. Voor de middag moest het dictaat voor revisie naar haar baas. Zij opent het digitale dossier en zette haar koptelefoon op.

Zachtjes klopt iemand op haar schouder. “Ga je dadelijk mee een broodje eten?” vraagt Sandy Bakker. Angelique zet haar koptelefoon af, kijkt haar aan en zei: “sorry, wat zei je, Sandy?”. Geschrokken sloeg Sandy haar ogen neer. “Ik vroeg”, hapert ze, “loop je dadelijk mee om een broodje te halen?”. De secretaresse keek op de klok. De tijd was voorbij gegleden. Het dictaat was bijna af. “Zullen wij dat volgende week doen?. Ik heb best nog wat werk liggen en dat wil ik graag afhebben voor het weekend”. Nog voordat Sandy iets kon zeggen, draait Angelique zich om en zet haar koptelefoon weer op. Ditmaal heropent zij het audio bestand niet. Zij bestudeert kort haar collega tegenover haar. Brenda was aan de telefoon en plande een afspraak in met een klant voor een bespreking in het Hilton. Hoe hard ze het ook probeerde, de spanningen staken toch weer de kop op. Ik moet de tas onderzoeken. Zouden mensen de tas herkennen als ik de gang oploop? Wat als iemand het nummer van Bergen belt? Gespannen pakt zij de tas en loopt richting het toilet. Niemand keek haar aan. Zij loopt naar de tweede wc van rechts en draait de deur op slot. Voorzichtig opent zij de tas. Direct maakte zij met haar eigen mobiel foto’s van de tas en de inhoud. Er zit een telefoon in, een rolletje pepermunt, een portemonnee, een knuffel en een dun dossier. In de portemonnee zaten een viertal passen, tweehonderd euro en wat kleingeld en foto’s van kleine kinderen. De telefoon zet zij direct op “stil”. Twee gemiste oproepen, vier whats-appjes en een sms-bericht. Zij maakt van ieder bericht een foto en zorgt ervoor dat de telefoonnummers duidelijk herkenbaar zijn. Daarna opent zij het dossier. De politiefoto’s glijden op de grond. Zij tonen het gehavende gezicht van mevrouw Klein, de blauwe/gele plekken en krassen op haar lichaam, wonden aan haar armen en benen. Uit het lichamelijk onderzoek blijkt geslachtsverkeer met vier mannen. Misselijk legde zij de foto’s weg. Vlug las zij de correspondentie met Justitie. Voor de zekerheid ging zij nog een keer door de tas. Helemaal onderin vond zij een datastick van het Kruidvat. Die steekt zij in haar broekzak. Daarna doet Angelique alles terug in de tas en spoelt door.

Ж

Mevrouw Klein loopt gehaast door gang. Zij was zelf verrast door haar uitbarsting. Nu was er een gedachte: waar is het toilet? Zij loopt voorbij alle kamers de gang door en weer terug. Een beeldschone vrouw loopt uit een deur. “Mevrouw, mag ik u wat vragen? Waar is het toilet?”.

Onbewogen kijkt de vrouw haar aan. “U bent er al langs gelopen. U neemt de gang tegenover de keuken. Dan ziet u het vanzelf”. Mevrouw Klein loopt terug, ziet de keuken en glipt instinctief naar binnen. Zij staat voor het koffiezetapparaat en houdt onwillekeurig haar adem in. Haar belager kwam net van de wc. Klein weet zich geen houding te geven en staart naar de menukeuze op het koffiezetapparaat.

“Wat vond jij van die vertoning?”, hoort zij Joris vragen aan Sweerts. Klein kiest “koffie zonder melk en suiker”. Het bekertje klettert naar beneden en het apparaat maakt opvallend veel herrie.

“Vertoning, noem jij dat zo? Ik heb de halve nacht niet geslapen”.

“Hoezo? Het is toch al geregeld. Die hoer komt geen stap verder en anders weet ik ervan. Ik ga naar de baan. Ga je mee?”.

“Hoe bedoel jij, dan weet jij ervan?”.

“Vertrouw me nu maar”. Hun stemmen verstomden, terwijl zij samen naar de uitgang liepen.

Met de koffie in de hand wankelt mevrouw Klein terug naar de vergaderzaal.

“Waar was jij naar toe”, vraag ik hard. “Ik had even een moment voor mijzelf nodig”, stamelt mevrouw Klein. Arend staat aan de andere kant van de vergaderzaal te praten met de drie overgebleven gasten.

Nog voor mevrouw Klein iets kon zeggen, fluister ik haar dwingend toe: “Luister, je kunt hier niets meer doen. Deze idiote vergadering is een beproeving voor je geweest. Wij hadden beide gehoopt op iets meer, op iets anders. Ga nu naar huis en ik bel je later vanmiddag. Walter staat beneden op jou te wachten, toch?.

“Dat is goed. Ik kan hier niet veel langer meer zijn voordat ik begin te huilen”.

“Ga  maar gauw en dan spreek ik jou straks”. Tot mijn verbazing gaat mevrouw Klein eerst de vergaderzaal rond, kijkt iedereen aan en geeft hen een hand.

“Ik ga ook, tenzij er iets is wat wij nu moeten bespreken”, roep ik om de mensen achter in de zaal te bereiken. Ik heb geenszins de intentie om naar hen toe te lopen. Ik buk om mijn tas te pakken. De tas is weg. Verbaasd loop ik de vergaderzaal door en kijk vanuit een andere hoek onder de tafel. Bij de plek van de voorzitter zie ik een opening onder de tafel. Een raar gevoel bekruipt mij.  Nieuwsgierig kijk ik nogmaals onder de tafel. De opening zit iets uit het midden. Niet goed, denk ik stil. Zij nemen heimelijk gesprekken op. Ik kijk naar de rug van Arend.

“Mag ik een moment van uw aandacht, confrère? Ondanks uw gastvrijheid, blijkt mijn tas weg”. Hij geeft zijn drie overgebleven gasten een hand.

“Neemt u mij niet kwalijk, hoor, ik neem aan dat wij uw tas vinden. Hoe gaat het nu? Geen last meer van flauwtes?”.

“Het gaat prima.”

“Ik maak mij wel zorgen over de veiligheid van uw kantoor. Hoe kan het zijn dat mijn tas zomaar verdwijnt?”.

“Wellicht is het raadzaam als wij elkaar ook om een andere reden kort spreken.”, mompelt Arend buiten gehoorsafstand van zijn gasten.

“Wat wilde u bespreken na deze vergadering?”.

“Wel nu, mijn cliënten hebben mogelijk niet alle instructies goed begrepen”, antwoordt Arend  bedachtzaam.”

“Meent u dat nu?”, sneer ik terug,” mijn cliënte is mishandeld en verkracht, zij wordt geïntimideerd en achtervolgd. Door uw cliënten. Dat weet u en dat weet ik. Tijdens een simpele vergadering als dit, kunnen zij hun emoties niet eens bedwingen. En het lukt u niet eens om hen te bedwingen en dan verbaast het u dat zij uw instructies negeren. Heb ik dat nu goed begrepen?”.

“U ziet spoken”, snauwt Arend terug. Toch zie ik een flauwe flikkering in de ogen van haar confrère, iets ongemakkelijks.

“Mijn cliënten hebben daar niets met van stalking of intimidatie van doen. Een mogelijke betrokkenheid berust op toeval. Het verhaal van Janssen biedt ook geen aanknopingspunt tot verder onderzoek van mijn zijde. Ik bespreek de zaak op korte termijn met mijn cliënten. Uw tas komt terug.”

“Mijn tas is het minste waarover ik mij zorgen maak. Als ik ook maar enigszins hard kan maken dat u via uw cliënten of anderen zich bemoeit met het leven van mijn cliënte en haar onder druk zet, dien ik direct een klacht in bij de Orde. Blijf van haar af”, bijt ik hem luid genoeg toe dat de overige gasten het ook horen. “Indien ik ook nog maar één melding krijg over uw cliënten, dan grijp ik in. Uw cliënten zijn duidelijk niet de enige die instructies misverstaan”.

All in a day’s work: left over

Iedere dinsdag verschijnt een nieuw hoofdstuk van de populaire serie All in a day’s work. Katja van Bergen is een leuke advocate met een grote mond en een klein hartje. Ze heeft goedlopend kantoor; alleen in de liefde wil het niet zo vlotten.

 

“Hey”, klinkt het voorzichtig. “Stoor ik?”.

“Ik had je niet verwacht”. Khadija loopt mijn kamer binnen met een tas en twee grote bekers van Star Bucks.

“Wat ben je aan het doen?”.

“Ik ben druk met de voorbereiding voor morgen”.

“En dat doe je door een computerspelletje te spelen?”, vraagt Khadija schamper. Ik voel mij aangevallen en kijk haar vragend aan. De stilte die valt, is ongemakkelijk en ik wacht totdat zij verder gaat. Khadija doet haar jas uit en gaat zitten aan mijn bureau.

“Luister, ik heb gisteren mijn contact gesproken. De teamleden zijn nu bekend”. Ik ga bij haar aan tafel zitten, terwijl Khadija de map opent. Zij schuift de vellen met informatie naar mij. Ik kijk naar de foto’s en lees de beschrijvingen. Drugshandel, moorden, connecties met internationale bedrijven.

“Hoe ben je hierin verzeild geraakt?”, klinkt het haast beschuldigend.

“Ik heb geen idee”.

“Het lijkt mij niet dat hun aanwezigheid verband houden met de zaak van mevrouw Klein”.

“Dat weten wij niet”.

“Denk je nu werkelijk dat jouw cliënt een heimelijk leven van geheim agent leeft met als dekmantel een klein kind en een baantje bij een groentewinkel?”.

“Deze aanname klinkt onrealistisch, dat ben ik wel met je eens”.

“Dat betekent dat jij hun interesse hebt gewekt. Heb jij een andere zaak die wijst op betrokkenheid met wapenhandel of drugshandel?”.

“Khadija, ik heb klanten die met strafrecht in aanraking komen. Geen van deze klanten hebben een Holleeder-verleden”.

“Katja, ik weet dat jij niet graag praat over jouw zaken. Deze mensen komen geen vragen stellen. Zij ontvoeren mensen en nemen wat ze willen. Als jij dit gevaar niet onderkent, kan ik jou niet helpen”.

“Ik ben mij best bewust van het feit dat dit een ongewone situatie is. Alleen weet ik niet precies wat de reden is van hun bemoeienissen. Zij hebben geen contact met mij gezocht”.

“Waarom doe je nu zo halsstarrig? Volgens mij weet jij best wat ik bedoel. Vertrouw jij mij niet?”. Ik glimlach flauw.

“Ik weet niet of het met vertrouwen te maken heeft”.

“Hoezo niet? Jij bespreekt de zaak van mevrouw Klein toch ook met mij?”, dringt Khadija aan.

“Luister, ik heb geen zin in ruzie. Ik heb geen reden te denken dat ik en mijn gezin in gevaar zijn. Voor nu ga ik ervan uit dat zij ergens een link hebben met de zaak van mevrouw Klein”. Verbluft staart Khadija mij aan. Ik merk dat mijn weerzin groeit om iets te zeggen.

“Mag ik een kopie maken van jouw dossier? Ik zal jouw zorgen met Kees bespreken”.

“Jij laat niets los, terwijl ik mijn contacten moet inzetten om deze informatie te krijgen”, klinkt het beschuldigend.

“Daar betaal ik je voor. Ik beloof dat wanneer zij contact opnemen dat ik van mij laat horen. Afgesproken?”. Verbolgen kijkt Khadija mij aan.

“Je krijgt een  kopie van het dossier. En doe niet zo achterlijk. Jij weet best dat dit geen kattenpis is”. Ik kijk haar aan en besluit opnieuw dat zij niets hoeft te weten van de datastick en Joost.

“Ik zal Marion zo vragen om een kopie te maken en dan ga ik terug naar Rotterdam”.

“Hoe is het met mevrouw Klein nu wij het er toch over hebben?”.

“Mijn kerels zijn zo aanwezig dat iedereen zich wel een tweede keer bedenkt om iets raars met haar uit te halen”, lacht Khadija.

“Dat hoor ik graag. Hebben zij iets bijzonders opgemerkt?”.

“Een ding. Haar vriendje heeft een biertje staan drinken met een vriend van een vriend, die weer de tegenpartij kent”.

“Ik wil dat duidelijk hebben voor het getuigenverhoor begint”.

“Ik zal het uitzoeken. Het is beter als je wij hem samen spreken. Ik ben binnenkort in Amsterdam en dan plan ik dat gelijk in. Op een expositie van mijn moeder heb ik een handelaar leren kennen, ene Sjoerd van Bemmel. Zegt jou die naam iets? Ik ga met hem lunchen. Als het jou uitkomt, dan spreken wij daarna de vriend van mevrouw Klein. En dan pakken wij daarna een biertje met jouw jongens. Ik moet mij nu echt voorbereiden op het gesprek van morgen?”.

Khadija geeft mij een knuffel. “Ik laat van mij horen”, fluistert zij op even toon. Vreemd genoeg krijg ik het gevoel dat ik haar vriendschap verlies. Ik pak haar snel bij de arm, voel me weer dertien en de vraag brandt op mijn lippen: “Wij blijven toch vrienden?”. Maar ik houd mij in. Ik zoek naar iets warms in haar ogen, een geruststelling dat ik het verkeerd begrijp en ik zie alleen maar een koele, zakelijke blik. Mijn hart krimpt ineen.

“Anders volgende week lunchen”, verzin ik vlug als excuus voor het vastpakken van haar arm.

“Ik weet het niet. Dat laat ik je nog weten” en met die woorden loopt mijn detectivelady het kantoor uit en hopelijk niet uit mijn leven.  Ik besluit deze gedachten en mijn nare gevoelens van mij af te zetten en mij te richten op het gesprek van morgen. Maar eerst een spelletje Tetris.

 

 

De binnendeur van de Anderlingen

Tussenwoord:

Om het maar direct te zeggen: dit is een jongensverhaal voor stoere meisjes. Soms is het een meisjesverhaal voor slimme jongens. Meestal is het een spannend verhaal voor kinderen.

Voor de zelf-lezer, bij puntjes moet je in jezelf vertellen wat daar mag staan. Er staan ook mini-avonturen in voor kleine zelf-lezertjes. Het is belangrijk dat je de doe-opdrachten zelf doet, als dat erbij staat.

Voor ouders en voorlezers: het is beter de kinderen wat eerder naar bed te brengen als jullie uit dit boek voorlezen. Het is in zekere zin een interactief boek. U gaat stoeien, verhalen vertellen uit uw eigen jeugd en veel lachen met uw kinderen. Dat geldt ook voor verzorgers.

Hoofdstukken een en twee zijn stom. Die vindt u aan het einde van het boek. Hoofdstuk vijf is te spannend en hoofdstuk negen is het einde van dit boek.

Hoofdstuk drie: Wat is Eenhoorn?

Lang geleden hadden de mensen geen X-box of Wii-U. Zij hadden ook geen tv. Dat scheelt. Als je geluk had, dan mocht je op woensdagmiddag mee naar een vriendje, die wel een tv had. De tv in die tijd was een grote kast. Na het indrukken van de aan-knop, moest je ruim tien minuten wachten voordat de kast was opgewarmd. Zij hadden geen programma’s voor kinderen. Wel kon je naar het nieuws kijken. Daarna was het beeld weg. Alleen maar ruis. Gewoon geen programma’s. Geen jeugdjournaal. Geen tekenfilm. Niets. op alle kanalen. Hetzelfde geldt voor de telefoon. Nu hebben wij een plat, klein doosje, waarmee je spelletjes kunt doen op internet en mensen bellen. In de tijd van de eerste televisie hing een kastje aan de muur met een draaischijf. Op deze draaischijf stonden nummers. Mensen draaiden een nummer en dan praatte je tegen het kastje en hield je een rare koker tegen je oor om mensen te horen spreken. Soms wilde je met iemand spreken, die geen draaikastje had. Dan belde je iemand, die wel een draaikastje had, die jouw vriend ging halen. Dan moest je wel lang wachten. Verder speelden wij veel buiten.

Tegenwoordig hebben wij supertelevisies, computers en I-pods. Wij dragen andere kleren (veel te weinig). Tussen deze tijden speelt ons verhaal zich af; de tijd zonder tv en met een draaikastje en de tijd met een supertv zonder draaikastje.

Eens kijken of wij, de Anderlingen, jouw vriend worden, want hier gaat ons verhaal eigenlijk over. Wij zijn niet alleen met mensen op Aarde en in het universum. Er zijn ook mensen, die Anderling zijn. Sommigen wonen op Aarde. Zij zien eruit net als wij. Anderen wonen ergens anders. Natuurlijk denk je dan meteen aan een Paarse Planeet met Blauwe Bomen en een Ranja Rivier net als ik. Anderlingen wonen echt niet ergens op een planeet in het helaal. Dat is lastig uitleggen. Je leert het begrijpen naar mate Ik jou meer vertel. Let wel, deze informatie is strikt geheim. Strikt geheim betekent dat je niet met anderen hierover praat. Je leert een speciale code, die je nodig hebt om bij Eenhoorns aan te sluiten. Daarna krijg je les over wat je altijd bij je hebt. Ook als je thuis bent. Je doet speciale oefeningen in je hoofd. Pas als je dat goed kan, leer je een Anderling herkennen. Je weet dan meestal ook meteen of hij een keer bij jou een taartje komt eten, want zo zijn de Anderlingen dan ook wel weer. We vatten samen: je krijgt een speciale code. Je volgt de lessen van Eenhoorns en je maakt een lijst van spullen, die je altijd bij je houdt of vlak binnen handbereik hebt. Je krijgt oefeningen, die je samen met je maatje doet of alleen oefent in je hoofd. Pas als je al deze dingen vanzelf kan, komt  een Anderling op je pad of ga je spoken zien.

Zo. Dat was het makkelijke gedeelte. Dan gaan wij nu iets anders doen.

Hebben jullie al jullie tanden gepoetst? Mijn voeten ruiken wel eens als ik veel gelopen heb…. Vertel eens van dat spelletje op school? (Dit onderdeel is voor de kleinere toehoorders……) Grotere toehoorders, hebben jullie je tanden gepoetst? Mooi zo. En hebben jullie nog iets gedaan wat even gezegd moet worden, voordat wij verder gaan? Hebben jullie al een goede piekpartij gehad? Dan doen wij dat nu.

Genoeg gegiebeld. Voordat jullie gaan slapen, moeten jullie ons één ding beloven. Het is best spannend een Anderling te leren kennen. Hiervoor moet je je best doen. En dat beloof je aan ons, jouw mede-toehoorders en aan jezelf. Je belooft trouw aan jouw Code. Een code is een afspraak. Dat is een officieel iets. Iedereen krijgt dezelfde code. En wij spreken een aantal andere belangrijke regels af.

Regel 1: je luistert goed naar jullie pap en mam en juf of meester luisteren. Dat betekent niet dat je ook steeds moet doen wat zij zeggen.

Regel 2: je hebt per dag minimaal de helft van de dag plezier in wat je doet. Als dat niet lukt, dan zeg dat tegen een grotere toehoorder of je pap of mam.

Regel 3: je maakt mooie herinneringen. Die herinneringen zijn jouw schat en die bewaar je in je hoofd en in je hart. Als je je dan een keer naar voelt, dan pak je een herinnering. denk er maar even aan. Niet te lang. Dan voelt het minder krachtig. Je kunt er vast nu al een verzinnen. Heb je al een goede? En mogen wij die weten? Vertel maar…… Zeg kleine dondersteen, dat is een hele goeie! Nu jij, andere toehoorder. Bewaar ze maar goed. De nieuwe herinneringen ga je niet zomaar vertellen, weet je nog? Het zijn jouw schatten.

Regel 4: je oefent elke dag je fantasie. Natuurlijk weet je wat fantasie is. Niets doen en dromen maken of buiten rondrennen en springen en voetballen en knikkeren en computeren en dan verhalen verzinnen. Die verhalen vertel je als jullie pap en mam denken dat je slaapt. Als je alleen bent, dan vertel je ze zachtjes in je hoofd. Of misschien sluipen je ’s nachts de gang op om elkaar stiekem jullie verhalen te vertellen. Soms ben je te moe en ga je meteen lekker slapen. Grotere toehoorders, zorg ervoor dat je niet gehoord wordt door volwassenen en laat de kleineren slapen als ze moe zijn.

Regel 5: denk elke dag aan de Code en Eenhoorn. Zeg zachtjes dankjewel als je een mooie dag hebt gehad en mopper hardop als je een pechdag hebt.

Regel 6: wees vriendelijk naar andere mensen, kinderen, dieren en spoken. Je mag wel ruzie maken. En je hoeft het niet goed te maken als je dat niet wil.

Regel 7: knuffel je huisdieren en ga niet op ze staan.

Regel 8: zorg voor een zilveren ketting. Voor jongens kan een armband die drie keer om je pols gaat (als je klein bent), voor meisjes mag dat een ketting zijn en kies een ring. Misschien een idee voor Sinterklaas? En anders moet je zelf goed sparen.

regel 9: verras een keer per week je pap, mam of verzorger. Verzin maar iets geks, waardoor zij even niet weten wat ze moeten zeggen of waardoor ze heel hard moeten lachen.

regel 10: je krijgt maximaal een keer per week straf. Liever wat minder. Indien je het oneens bent met de reden van de straf en de straf zelf, zeg dat dan tegen jouw pap of mam. Vaak lukt het niet in een keer. Dat geeft niet. Je bent net zo belangrijk als jouw pap, mam of verzorger. Alleen wat kleiner.

regel 11: sla van je af. Schoppen mag ook. En een grote mond is ook belangrijk. Let wel op regel 10.

regel 12: vraag een keer per dag of jouw pap en mam of verzorger iets vertellen over toen zij klein waren. Probeer dat zo goed mogelijk te onthouden. Als ze niets kunnen vertellen, vraag dan of ze iets leuks vertellen.

regel 13: die verzin jezelf en zeg je tegen niemand. Ook niet tegen je broer, je zus of je beste vriend. Tegen helemaal niemand.

Zijn jullie nog wakker? Als ik het moet herhalen, dan moeten jullie dat zeggen. Sommige regels bij de Code zijn best lastig. Zoals die van het schoppen. De regels verklappen wij in kleine stukjes in het avontuur. Je moet goed opletten en overleggen met jouw mede-toehoorders, broer of zus.

De code is Wees de Ridder van jouw Hart, luister met je Hoofd, denk goed na en handel in naam van jouw Heer. Eigenlijk drie keer een H. Als ik zeg Heer, dan denken de meesten mensen meteen aan de Heer Jezus Christus. Voor sommigen is de Heer een ander. De meesten kennen hun Heer eigenlijk niet eens. Maar goed, dat is een heel ander verhaal. En dan bestaat een vierde regel. Die verklappen wij in het verhaal, dus let maar goed op.

En naast de Code en regels hebben wij gezegd dat je een lijst maakt van zaken, die je altijd bij je hebt. Die dingen zijn: een rolletje kauwgom, een Zwitsers zakmesje, een stukje touw, een potloodje, een krijtje, een paperclip, een aansteker of een doosje lucifers, een lampje, een sleutelhanger, een fluitje, een knikker en een paar dingetjes, die je altijd graag bij je hebt en wat in je zak past. Voor iedereen is dat anders. Het is vooral goed om broeken te dragen met grote of veel zakken. Of jurken met achter- of binnenzakken. Of een tasje.  Ik heb veel stenen in mijn zak, wat muntjes, een kip, een ring, een vriendschapsbandje en stukje stof van een trappelzak (beiden van mijn zoontjes). Ik ben een volwassene. Mijn zakken zijn dan ook groter en daar past meer in. Ik heb nog twee plastic knuffels. Ik weet niet hoe ik eraan kom maar ze passen in mijn achterzak. En een rood clipje van een broodzak, een bronzen maskertje en een gouden blaadje. Allemaal op straat gevonden. Verder zit ergens een ruspbandje, een plaatje van een spelletje wat ik graag speel met mijn kinderen en een huissleutel. Dat was het wel zo’n beetje. Oh nee, toch niet. Er zit nog een oorbel in, een paar knikkers en een plastic poppetje van de Plus…….. En een lintje…… En een paar andere kleine dingetjes.

Ik heb deze spullen altijd bij mij. Soms raak ik wat kwijt en meestal vind ik weer wat. Ik heb het altijd bij mij, behalve wanneer ik in bad ga of moet zwemmen. Ik mag zelf weten of ik een pyjama aandoe. Als je niet met jouw kleren aan mag slapen, dan maak je een doos of een bakje waar je ’s avonds jouw spulletjes inlegt.

Morgen gaan wij verder met hoofdstuk vier en niet stiekem vooruit lezen. Mocht je nog niet kunnen slapen, denk dan maar eens na over wat Eenhoorn betekent.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

All in a day’s work: rocks

Haar baas keek verbaasd. “Natuurlijk wil ik je een lift aanbieden” en voor het moment de woorden zijn lippen passeerden, draaide de secretaresse zich om. Zij rende weg, en riep: “Bedankt, ik red mij wel”.

De hakken waren geen handige keuze, dacht ze, al rennend. Ze had precies 16 minuten. Ze deed haar schoenen uit en rende via de Heemstraat naar het centrum. Ze navigeerde handig door het winkelend publiek. Eenmaal op de hoek van de Dorpsstraat en de Passage, hield zij stil. Haar hart racete. Ze nam de situatie op. Zij had nog zeven minuten. Druk verkeer in verband met de avondspits. Auto’s stonden geparkeerd. Zij herkende de merken en kleuren. Twee auto’s voor de Burger King stond een grijze Audi met geblindeerde achterruiten.

Het publiek was minder dan op een gewone avond. Ze twijfelde geen moment over haar schoenen. Met de tas in de ene hand en de schoenen in de andere, rende ze de straat over en liep door naar de meubelwinkel tegenover de Audi. Zij zag twee mensen in de auto. Of iemand op de achterbank zat, kon zij niet zien. Zij stak opnieuw de straat over, ditmaal vlak achter de Audi. Zij bukte en deed haar schoenen aan. Daarna sloot zij aan bij het publiek. Uit de auto kwam geen reactie: geen gevoel, geen vibratie. De mannen (mogelijk een van hen een vrouw) keken vooruit alsof in de verwachting dat zij hen tegemoet zou lopen. Zij passeerde onopvallend de Audi en stak een derde maal over. Via de winkelruit keek zij nogmaals naar de auto. Ze had geen idee hoe verder. Ze besloot de winkelstraat over te steken voor de Audi te gaan staan. Op straat had zij meer kans om weg te komen. Net op dat moment bitste iemand in haar oor: “Wat ben je aan het doen? Geef de datastick nu!”. Ze zag de helft van zijn gezicht. “Draai je niet om”. De secretaresse bukte, zette haar tas neer en keek naar de schoenen van de man. Behoedzaam greep zij in haar tas en vond na enige rommelen de datastick. Een golf van paniek stroomde door haar heen: was dit de kopie of het origineel? Zouden zij het merken? Zij kwam overeind en voelde alleen de vuistslag. Iets warms stroomde over haar gezicht. Lag ze nu of stond ze nog op haar schoenen? Een moment duizelde het haar. De prikkelende pijn bracht haar terug. Iemand greep haar arm. “Gaat het?”. De secretaresse weigerde de steun van het winkelraam en keek een onbedacht moment in het raam. Haar ogen hadden een andere kleur. Verdwaasd draaide zij zich om. De man die haar steun bood, was reeds weg. Zijn hoed stond iets scheef. Zij twijfelde of zij de kracht had hem achterna te lopen. En daarop was de man verdwenen. Zij pakte een zakdoekje uit haar tas en droogde haar neus. Haar mond smaakte metaalachtig. De Audi was weg. Ze bedacht zich, deed haar schoenen uit en rende, terwijl de regen uit de lucht viel.

Sandy nam de bus naar huis. Het was een rare dag. Sandy had de gewoonte om details te zien die anderen zien en negeren of eenvoudig afdoen als futiliteiten. Ze keek uit naar een avond op de bank met haar man. Of bij voorkeur zonder haar man. De treiterij van haar baas en enkele collega’s waren opgevoerd. Zij kreeg geen vat op hun agenda. De regen sloeg tegen de ruit.

Hopelijk had haar man een goede dag gehad. Haar gemoed was voldoende bestand tegen de onhebbelijkheden op kantoor. In gedachten herhaalde zij de gebeurtenissen van die dag en de dingen die zij het liefst had teruggezegd. Zij zag op tegen haar man. Een discussie over zijn werk of het gebrek aan sex voedde enkel haar gedeprimeerdheid. De bus was bijna bij haar halte. Zij keek nog een keer naar buiten. Alhoewel de ruiten van de bus een voldoende weerkaatsing gaf van haar gesteldheid en schoonheid, zuchtte zij zachtjes onder haar verdriet. Morgen weer een dag. Eerst de avond door. Zij stapte uit en liep van de stoep naar het pad dat naar haar woonwijk voerde. Halverwege het pad, kwamen haar nekharen overeind. In gedachten verzonken, bemerkte zij haar fysieke reactie pas later. Zonder wind, waaide een lok haar in haar ogen. Eerst toen, schrok zij wakker. Haar tempo haperde. Een moment vertwijfelt of zij werkelijk zag, wat zij voelde. Een schim. Een Stem. Zij schudde het ongemakkelijke gevoel van zich af en liep door. Haar man was vast al thuis.

Zij stak de sleutel in het slot. Ze keek een moment naar het slot. Ze was iets vergeten. Alleen wat? Het roerde vlak onder het oppervlak van haar verdriet en schuldgevoelens. Vast iets van haar werk. Ze draaide de sleutel om en liep naar binnen. De poes sprong van tafel. Ze had hem wel gezien. Natuurlijk was dat verboden. De poes wist dat ook en wachtte op zijn beloning. Sandy deed haar jas uit en zag de snee in haar nek. Het opmerken van details was een talent van Sandy; het op juiste waarde schatten niet. Vast een haakje van haar nagel. Ze zette haar tas neer en probeerde niet te struikelen over de poes. Ze pakten automatisch het kattenvoer en deed wat in zijn bakje.

Het leken seconden. Een uur later stond Sandy nog in de keuken. Het eten was inmiddels klaar. Haar man liep binnen en struikelde over de poes. Onwillekeurig verwarmde dit haar hart. Zij had zich voorgenomen niet meer met hem naar bed te gaan; in ieder geval niet onder zijn dwang. Dit onverwachte voorval bracht haar in verwarring. Hij streelde zachtjes haar haar; rook haar en zag de snee in haar nek. Hij wist het direct: zij ging vreemd. Ze wist het ook. Rook een onnatuurlijke geur; niet de geur van kantoor, zijn jas of werkkleren. Toch liet zij zich overhalen. Het eten zette zij af en liep achter hem aan naar boven. Hij ging eerst douchen. Het moment was al weg voor haar gevoel. Zij had geen zin meer. Toch bleef zij liggen. Zij wist beter om zich nu terug te trekken. Dat leidde enkel tot meer pijn in bed, meer dwang. Zij douchte niet. Samen douchen deed zij al geruime tijd niet meer. Eigenlijk wist zij niet wat hij (zo lang) deed onder de douche buiten wassen. Zij vermoedde dat hij al een tijd een ander had. Hij kwam onder de douche en kroop tegen haar aan. Zij moest de leiding nemen. Hij duwde haar op het kussen. De gedachte dat zijn vrouw vreemd ging, wond hem op. Haar lichte verzet werd beantwoord met hardvochtiger terugduwen. Hij fantaseerde over de sex tussen zijn vrouw en de andere man. Hij dacht precies te weten wat zij wou en hoe zij het wou. De kras in haar nek, vertelde een ander verhaal. Deze vergissing maakte hem bozer; hij greep haar nek en richtte zich op. Zijn dans leidde tot een spiraal van geweld en een sexuele uitbarsting. Door de tranen in haar ogen zag zij haar man niet meer. Hij had zich terug getrokken in zijn eigen wereld. Zij negeerde zo goed mogelijk zijn woorden, die in haar oren onverstaanbaar waren. De pijn was nog steeds te dragen.

Zij werd wakker uit haar sluimer. Zij had geen idee hoe lang zij daar had gelegen. Haar man was beneden. “Ben je al wakker, liefje?”. Het eten is klaar. Nog steeds niet helemaal wakker, liep zij de trap af. Zwijgzaam at zij op de bank, terwijl hij vertelde over zijn werk en collega’s. Alles was weer goed. Sex werkt raar, dacht zij stilletjes. Voorzichtig begon zij over haar werkdag. Hij keek tv en hoorde haar niet. In ieder geval kreeg zij geen antwoord op haar vraag terug. Zij besloot ook maar naar de tv te staren en te luisteren naar de harde woorden over de dossiers van zijn werk. Ondertussen bedacht zij dat het beter was op korte termijn eens te praten met een van haar vriendinnen.

Hij stond op en zette zijn bord weg. Hij nam plaats achter de computer. Zij sloop zachtjes de kamer uit en pakte haar jas. “Waar ga je naar toe?” snauwde hij van achter de computer? “Ik ga even naar de winkel. Met de auto”, voegde zij eraan toe om hem te tarten. En Sandy liep door zonder zijn reactie af te wachten en sloot de deur achter haar. Het winkelcentrum ligt 500 meter verderop. Niet dat zij de auto meenam. Zij treuzelde met het halen van de boodschappen en slenterde terug. Zij opende de deur zonder na te denken. Zij zakte zachtjes in haar armen. Ze had de klap niet zien aankomen. Hij droeg haar naar boven en legde haar op bed. Hij sloot de kamerdeur achter zich. Na het opruimen van de boodschappen, ging achter de computer zitten.

De secretaresse rende de straat uit. Zonder na te denken stak zij over en werd geraakt door een auto. Zij gleed van de motorkap en belandde sierlijk op haar achterwerk. Beduusd bleef zij een moment zitten. Een man knielde bij haar neer. “Gaat het? Ik zag je zo snel niet aankomen? Kan ik je ergens afzetten?”. Ze stond op en keek hem aan. “Graag als jij mij wilt afzetten bij de Albert Hein aan de Molenweg.” Hij deed de deur voor haar open en zij stapte in. Zij had niet eens gezien wat voor een merk auto het was. Zij staarde uit het raam naar de regen. Haar arm was gebroken of tenminste gekneusd. Hij vertelde dat hij haar niet had gezien. Dan was hij wel gestopt. zij luisterde half naar zijn verhaal en glimlachte vriendelijk. Een kwartier later stopte de auto. “Dank voor het wegbrengen”, fluisterde zij nauwelijks hoorbaar boven het geruis van de motor. “Graag gedaan, zei hij. “Ik heet trouwens Jacob. Hier is mijn kaartje. Ik vind het vervelend jou zo af te zetten. Mocht er iets zijn in de toekomst, bel je mij dan?”. “Dat zal ik doen”, zei de secretaresse. Hij deed de deur voor haar open en zij stapte uit. Zij keken elkaar aan, waarop zij zich omdraaide en wegliep. Zij negeerde de neiging om achterom te kijken.

Natuurlijk had hij haar niet in haar buurt afgezet. Dat was te gevaarlijk. Zij besloot om de bus naar huis te nemen via het station. Bij de bushalte pakte zij de portemonnee en zag de datastick. Het origineel. De pijn in haar buik hield aan. Ze pakte lijn 1 naar het station en stapte daar over naar een bus bij haar in de buurt. Om 22:01 was zij thuis. Haar vriend was verbaasd. De frietjes waren verlept en de hamburger zag er verlopen uit. Net als zij. Hij zag direct dat zij niet in orde was. Hij hielp haar zonder te vragen uit haar jas en bracht haar naar boven. Hij zette het bad aan. Zij kleedde zich uit en liet zich zachtjes in bad glijden. Bedekt onder een enorme laag schuim keken zij elkaar zwijgzaam aan. “Heb je iets nodig?”, vroeg hij stil. Zij zei niets en vocht haar tranen terug. “Ik zie je zo”, fluisterde ze.

 

 

 

 

Our third day on the Forex

The second day, again, we left our trading position open all night; we were just curious whether the market would pick up and our trade would bring us the anticipated financial freedom. That was not possible because of our accounts manager safeguards: we could only buy or sell the smallest amount of 0.1 thingies. Nevertheless, we hoped for a grand second trade. The next day we waited until everybody got in, turned on the computer screen only to find we were still in a minus position.  We agreed to close this trade and get some cake to start the day.

Still, on a sugar high, we looked at investment.com. Soon enough we found our third trade; EUR/USD: all green light across the board, a sure buy. After that, we needed some more pie. Within two hours we were at -55.58.

Off course we regularly checked with investment.com (for two and a half hours all green). We were simply baffled why the market didn’t follow this bold advice as shown on our screen. We checked some other investment sites. Four out of five were equally confident. One showed an EUR/USD ‘neutral’ for ‘5 minutes’, ‘buy’ at ’15 minutes’ and the same ‘1 hour’ and a ‘definitely buy’ for ‘the day’.  Clearly, we were doing something wrong. We just could not figure out what. The bakery had a good day though.

After the third pie around midday, someone suggested to close the position (-69.57) and reconsider our trade strategy in the local pub. We all agreed to that and closed shop early.